Jade: ‘Dat was Branden van het Ro Theater. Fania Sorel speelt in die voorstelling een getraumatiseerde moeder met twee kinderen in een oorlog in het Midden-Oosten. Ik speelde toen zelf in de jongerenvoorstelling van Branden en had Fania ook ontmoet. Een doodnormaal mens, maar in de voorstelling transformeerde ze in een sterke oervrouw. Het overviel me zo! En ik wilde het zelf ook kunnen. Als je zoiets bij mensen kan bewegen, dat is haast religieus. Ik zie die ervaring als mijn theaterbekering.’
Glodi: ‘Ik heb heel lang een angst gehad voor theaters. Ik ging ooit naar De Vliegende Panters met mijn schoolklas. In die voorstelling zat het Hitlerlied. Ik zat daar als enige donkere jongen en zag die zaal transformeren in een nazi-bijeenkomst. Dat was eng en ik snapte er niets van. Waarom zou je die grens op zoeken zonder reden? Thuis keken we Zoba Zoba, een Congolese comedy over een Congolese vrouw die voor een rijke familie werkt. Het mooie van die serie was: zij had niks, wij hadden niks. Zij haalde daar de fun uit en dat was herkenbaar. Toen besefte ik me dat comedy ook iets voor mij kon zijn: als ik de fun kan halen uit alles wat ik heb meegemaakt, dan kan ik op het podium staan.’